Toen na het avondeten het bakje vla op tafel kwam, vroegen mijn kinderen zich af waarom ze er geen lepel bijkregen. Mijn antwoord was dat ik nog niet genoeg bestekzegels had. “Morgen gaan we weer naar Albert Heijn. En als ik het goed uitgerekend heb, kunnen jullie rond Kerstmis met een lepel eten. Misschien. Tot die tijd mogen jullie je vingers gebruiken om het bakje goed leeg te maken.”

Ik had het natuurlijk kunnen weten voordat ik aan de spaaractie begon. Bij Douwe Egberts ben ik er ook ooit ingetrapt. In 1995 knipte ik voor het eerst een spaarpunt van een pak aroma rood snelfiltermaling. De gebaksvorkjes leken me wel wat. Die had ik nog niet en ik zou ze vast voor mijn verjaardag bij elkaar gespaard hebben. Het bleek een misrekening, want inmiddels eet mijn visite al twintig jaar taart met de vingers.

Misschien ligt het aan mij, maar ik heb nog nooit een spaarkaart van welke actie dan ook vol kunnen krijgen. Ja, één keer, bij Shell. Toen leverde ik een volle zegelkaart in voor een handdoek. Maar die gebruik ik nu als poetslap, want hij past niet mooi bij de rest van de handdoeken. Dan had ik nog zeven spaarkaarten vol moeten tanken en zoveel zuipt mijn auto niet.

Het gekke is dat ik het toch steeds weer probeer. In mijn portemonnee zitten twaalf halfvolle stempel- en zegelkaartjes. En twee bonnetjes met stempels van toen ik het kaartje niet bij me had. En vijf losse plakzegeltjes waarvan ik geen idee heb waar ze bij horen. De helft van de kaartjes zijn van winkels die niet meer bestaan. De andere helft zijn van winkels in Etten-Leur, Oegstgeest of een ander dorp waar ik per ongeluk ooit eens was, maar nooit meer kom.

Ik besloot bijna rigoureus te stoppen met sparen. Totdat mijn zoon zijn toetje op had, met zijn vieze vlavingers naar het halflege pak wees en zei: “kijk pap, er zitten spaarpunten op. Als je drieduizend koeienpunten hebt, krijgen we vijftig cent korting op toegangskaartjes voor een kinderboerderij in Zuid-Limburg. Mag ik nog een bakje vla, dan is het pak eerder leeg.”

Advertentie