Vorige week schreef ik over vissticks. Dooie vis dus. En nu doe ik het weer. Gewoon, omdat het kan. Johannes de bultrug is niet meer. Ze hebben hem doodgemaakt. Een vis moet zwemmen, niet op het strand liggen. Dat laatste deed Johannes iets te veel. Het werd hem fataal.

Ik heb de afgelopen dagen veel over de walvis gelezen: ‘Hoop voor de bultrug’, ‘Bultrug nog niet gered’, ‘Sprankje hoop voor bultrug’, ‘Bultrug kan niet worden gered’, ‘Bultrug gedood’. Ik vond het een bult publiciteit over rug van een grote vis. En waarom heette het beest Johannes? Was Viola of Patty niet logischer geweest?

Ik heb een collega die graag naar Texel gaat. En hoewel ik er zelf nooit geweest ben, geloof ik haar als ze zegt dat het er mooi is. Maar kom op zeg. Johannes was een bultrug. Een fucking walvis. Die kan overal heen. De Galapagos-eilanden, Bora Bora, Zanzibar desnoods. Maar Texel? Dat kan maar één ding betekenen: Johannes was ziek.

Gezonde vissen spoelen niet aan. Daarom vond ik de reddingsoperatie zinloos. Stel hè, stel dat het ons mensen was gelukt om Johannes weer in zee te krijgen. Wat was er dan gebeurd? Was ie dan kraaiend van plezier weggezwommen richting Hawaii? Honderd meter uit de kust nog een spuitconcert gevend om ons te bedanken? Nee. Dat was niet gebeurd. Johannes zou aarzelend wegzwemmen en de volgende dag zou meneer weer op zijn rug in het Texelse zand liggen. Dat doen ze.

Toch wilden wij Johannes redden. We legden natte washandjes op zijn huid en gooiden emmers water over hem heen. Ik geloof dat Lenie ’t Hart hem zelfs geknuffeld heeft. Dat had van Johannes trouwens niet gehoeven. Huilend zat ze naast hem. Dikke levertranen rolden over haar wangen.

En nu. Twintig ton dooie vis op het strand. Dat zijn 67.000 pakjes Iglo Vissticks. Maar ik hoef ze niet.